“De boel bij elkaar brengen is mijn grootste verdienste”


03 juli 2025

Na ruim zes jaar neemt Lieke Thesingh afscheid als onafhankelijk voorzitter van het Breed Bestuurlijk Overleg (BBO). In een uitgebreid gesprek blikt ze terug op haar bestuurlijke rol, de uitdagingen van het onderwijs in Amsterdam en de kracht van verbinding. Een verhaal over crisismanagement, diversiteit en haar respect voor het vakmanschap van leerkrachten.

 

 “Het is goed zo,” klinkt het resoluut, een dag na haar afscheid. “De cirkel is rond.” En zo start Lieke haar terugblik op zes jaar BBO. Al ver daarvoor was ze betrokken bij het onderwijs, als stadsdeelwethouder in Amsterdam Zuid en Oost. “Ik ben een politiek dier. Onderwijs en jeugd zijn voor mij altijd belangrijk geweest. Je moet kinderen een goede start geven, daar begint het mee.”

 

In haar rol als onafhankelijk voorzitter van het BBO vervulde ze een unieke positie:  “Ik was geen bestuurder, maar ik zorgde dat de boel bij elkaar bleef. Dat mensen zich aan afspraken hielden, dat er verbinding was.” Die rol ontstond uit een behoefte aan neutraliteit. “Voorheen waren het bestuurders van grote schoolbesturen die ook voorzitter waren. Dat leidde tot achterdocht, vanuit een schijn van belangenverstrengeling.” Deze nieuwe rol sprak haar aan. “Je staat boven de partijen en ziet dingen. En hoewel je formeel niets te zeggen hebt, luisteren mensen toch. Dat spel van duwen, loslaten, mensen meenemen – dat vind ik leuk.”

 

Een voorbeeld van haar verbindende aanpak is hoe ze de eenpitters uit Amsterdam-Zuid wist te betrekken bij het toelatingsbeleid. “Ze waren niet direct vertegenwoordigd in het BBO. Dat gaf spanning. Ik ben met ze gaan praten en heb gezegd: ‘jullie moeten meedoen!’. Hopelijk sluiten ze binnenkort aan bij het toelatingsbeleid en inmiddels zijn directeuren en bestuurders al actief binnen het BBO en leveren ze een belangrijke bijdrage.”

 

PO-VO

Toen Lieke begon als onafhankelijk voorzitter van het BBO, was er sprake van verdeeldheid. “Er zat een grote kloof tussen het BBO en het OSVO, het overleg voor het voortgezet onderwijs. Ze spraken elkaar nauwelijks. Dat vond ik niet goed.” Door het gesprek aan te gaan stimuleerde ze het OSVO om net als het BBO een ‘Staat van het Onderwijs’ op te stellen. “Dat heeft wat moeite gekost, maar uiteindelijk kwam het er. En toen zagen we pas echt waar we allebei tegenaan liepen en waarin we konden samenwerken. Het welzijn van kinderen baart echt zorgen. Dat begint in het PO en loopt door in het VO. Hetzelfde geldt voor het taalniveau. De overgang van PO naar VO is inmiddels een belangrijk thema geworden. Er is echt een goede samenwerking op gang gekomen en wordt er gewerkt aan een gezamenlijke Staat van het Onderwijs.”

 

Grote uitdagingen

Amsterdam is een stad van vele nationaliteiten en de verharding in de samenleving sijpelt ook door in de scholen. Dat brengt de nodige uitdagingen met zich mee. “Hoopvol is de samenwerking binnen het BBO, waar bijvoorbeeld ook islamitische en Joodse besturen actief zijn. Die onderlinge verbinding is essentieel, zoals we bijvoorbeeld hebben gemerkt na de Maccabi-rellen. Als zoiets speelt, kun je het bespreekbaar maken en samen oppakken. En dat is ook precies waarom het BBO zo belangrijk is: je kent elkaar, je weet elkaar te vinden. Dat is het grote voordeel.”

 

De coronaperiode was een van de grootste uitdagingen waar Lieke in haar tijd bij het BBO mee te maken kreeg. “De overheid twijfelde of scholen open moesten blijven. Wij hebben toen als BBO op een zondag besloten: de scholen gaan dicht. Je moet een besluit nemen. Kort daarna volgde het ministerie.” Maar daarmee waren de problemen niet opgelost. “Kwetsbare kinderen moesten naar school. Die konden we niet thuis laten zitten. Sommige kinderen bereikten we nauwelijks en er waren ook nog kinderen in onveilige thuissituaties. Groep 8 moest ook naar school, want die kinderen moesten voorbereid worden op de overstap naar het voortgezet onderwijs. Dus hebben we dat georganiseerd. Let wel, hierover heb ik uren overlegd met de directeur-generaal van het ministerie van Onderwijs, die gebonden was aan richtlijnen. Maar samen vonden we uiteindelijk een formulering waarmee het toch mogelijk werd.”

 

De samenwerking met de gemeente was in die periode cruciaal. “Elke woensdagochtend hadden we een half uur Zoom-overleg met de GGD, de gemeente en het BBO. Dat werkte fantastisch. Iedereen wist wat hij moest doen. Het was eerder Den Haag waar we last van hadden.” Ook de praktische kant van het thuisonderwijs werd voortvarend opgepakt. “De gemeente stelde geld beschikbaar voor laptops, wij droegen ook bij. Binnen een week waren er duizenden laptops besteld en uitgeleverd. Dat is niet niks. Daar zie je de kracht van het onderwijs: als het moet, dan gebeurt het gewoon.”

 

Mooie herinneringen

Tussen alle beleidsmatige beslissingen door, zijn het juist de momenten op de scholen zelf die Lieke het meest bijblijven. “Als je bijvoorbeeld naar een school voor speciaal onderwijs gaat, zoals de Gerhardschool, dan zit je echt met bewondering te kijken naar hoe die leerkrachten het doen. Ze bewegen mee met de kinderen, geven ruimte als dat nodig is. Ze snappen wat er speelt. Uitdagingen gaan ze niet uit de weg, ook op deze school wordt bijvoorbeeld jaarlijks de eindmusical uitgevoerd.”

 

Een andere herinnering is de recente boekuitreiking in de OBA. “Alle kinderen kregen een boek, en hoe blij ze daarmee waren! Ondanks alle schermtijd blijft een fysiek boek iets bijzonders. We presenteerden het in de OBA, met de wethouder erbij, en gingen daar via het water naartoe. Veel kinderen hadden nog nooit op een boot gezeten.” Ze lacht als ze terugdenkt aan het tafereel. “Je loopt daar met onderbouwleerlingen langs de kade, en zodra je zegt dat ze iets niet mogen doen, doen ze het natuurlijk wel. Maar hoe die leerkrachten daar dan mee omgaan – rustig, duidelijk, zonder te forceren – dat is echt een vak. Niet alleen taal en rekenen, maar ook op liefdevolle wijze kinderen in het gareel weten te houden. En ook af en toe zeggen: ‘ga maar even rennen’, en dan komt het weer goed.”

 

Diversiteit

De afgelopen zes jaar heeft Lieke zich ook hard gemaakt voor diversiteit. “Het is eerlijk gezegd jammerlijk dat ik daar niet zoveel in heb kunnen bereiken. De segregatie in Amsterdam is groot – niet alleen zwart-wit, maar ook hoog- en laagopgeleid, vertegenwoordiging man-vrouw, ook bij besturen en binnen het BBO.”

 

Toch zijn er goede ontwikkelingen. “Wat ik heel goed vind, is het initiatief van de gebiedssessies. Die gaan officieel over schoolgebouwen, maar in feite over veel meer. We brengen alle besturen bij elkaar, kijken naar de demografische ontwikkelingen in een gebied, en maken bestuurlijke keuzes. Dat gaat ook over inclusief onderwijs. Als je wilt dat meer kinderen uit het speciaal onderwijs naar reguliere scholen gaan, dan moet je daar ook de voorzieningen voor hebben. Meer ruimte, rustige plekken – dat hoort er allemaal bij.”

 

Toekomstvisie BBO

Over de toekomst van het BBO is Lieke hoopvol. “ Ik hoop dat ze strategischer gaan werken. Dat ze echt een lange termijnvisie ontwikkelen. Hun ‘strategische agenda’, mag nog veel meer doelgericht worden aangepakt. De samenwerking met OSVO is belangrijk, en er zijn gesprekken met de gemeente over het onderwijs in de breedte. Doorstroom is een belangrijk onderwerp.”

 

Tot slot deelt ze haar wens voor haar opvolger. “Dat zij net zo’n leuke tijd heeft als ik. Het zijn betrokken mensen, fijne bestuurders. Vind je weg in het collectief, praat veel met mensen, zeg waar het op staat. Het BBO moet doorontwikkelen, en wat meer verzakelijken. Het was altijd een informeel clubje, maar daar zijn al stappen in gezet. Nu verder gaan op die ingeslagen weg.”

 

“Op alles wat ik heb genoemd, ben ik trots”, sluit Lieke desgevraagd af. “De boel bij elkaar brengen is mijn grootste verdienste. Dat de eenpitters zich onderdeel voelen van het geheel. Dat BBO en OSVO elkaar beter zijn gaan vinden. Dat het samenwerkingsverband nu echt onderdeel is van het BBO. Dat zijn geen details, maar fundamentele veranderingen. De boel bij elkaar brengen, dat is de grote gemene deler van alles waar ik aan heb gewerkt.”